Vitamine C, ook wel ascorbinezuur genoemd, is een zogeheten antioxidant-vitamine. Hij beschermt tegen ouderdoms-/rokersziekten als kanker en hart- en vaatziekten (zie Senioren). Vitamine C is eigenlijk alleen in aardappelen, groente en fruit te vinden. Omdat deze vitamine gemakkelijk in water oplost, is het zaak aardappelen en groente met zo min mogelijk water te koken. Anders verdwijnt de vitamine C zo met het water in de gootsteen. Groenten moeten daarnaast snel tot het kookpunt gebracht worden. Bij langzame verhitting wordt veel vitamine C vernietigd. Rauw eten is het beste. Roerbakken is ook prima. Aardappels zijn rijk aan vitamine C. Nieuwe aardappels bevatten meer vitamine C dan oude. Tijdens het bewaren gebruikt de aardappel, die een levende knol is, namelijk zelf vitamine C om te blijven voortbestaan. Appels en peren hebben over het algemeen een laag vitamine-C-gehalte. Sinaasappels, mandarijnen, citroenen, grapefruit, frambozen, aardbeien, en rode en zwarte bessen zijn rijk aan vitamine C. Ook rozebotteljam bevat veel vitamine C. Per dag is 50 mg vitamine C nodig, zwangere vrouwen hebben per dag 100 mg nodig. Bij een normaal voedingspatroon, een goede bereiding van de maaltijd (dus niet 'stukkoken') en niet roken treedt er geen tekort op (zie Rokers). In het voorjaar is het zaak wat extra vitamine C te gebruiken. Verder blijkt uit onderzoek dat vitamine C bij een dosering van minimaal 1 gram per dag de duur van verkoudheid kan verkorten (gemiddeld vier in plaats van vijf dagen).